De schulderkentenis is een eenzijdige rechtshandeling waarbij iemand van u geld leent en waarvoor u toch een geschrift wenst op te maken opdat eens er niet zou worden terugbetaald u een sluitend document voorhanden heeft om voor een rechtbank terugbetaling te eisen.
In aansluiting op onze eerdere publicatie, laten wij u hierbij een vergelijking geworden tussen enkele nieuwe en oude (nog steeds in voege zijnde) bewijsregels. In onze Legal Conept Store kan u een mogelijk voorbeeld aankopen van een eenzijdige schulderkentenis.
A. Het oude bewijsrecht
De relevante bepalingen (die nog van kracht zijn tot 20 november 2020) zijn:
Art. 1325 Onderhandse akten die wederkerige overeenkomsten bevatten, zijn slechts geldig voor zover zij opgemaakt zijn in zoveel originelen als er partijen zijn die een onderscheiden belang hebben. Eén origineel is voldoende voor allen die hetzelfde belang hebben. In elk origineel moet vermeld worden hoeveel originelen zijn opgemaakt.
Art. 1326 Een onderhands biljet of een onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, moet geheel geschreven zijn met de hand van de ondertekenaar; of tenminste moet deze, benevens zijn handtekening, met de hand een goed voor of een goedgekeurd voor geschreven hebben, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt.
Art 1341 (Een akte voor een notaris of een onderhandse akte moet worden opgemaakt van alle zaken die de som of de waarde van 375 EUR te boven gaan, zelfs betreffende vrijwillige bewaargevingen; het bewijs door getuigen wordt niet toegelaten tegen en boven de inhoud van de akten, en evenmin omtrent hetgeen men zou beweren voor, tijdens of sinds het opmaken te zijn gezegd, al betreft het ook een som of een waarde van minder dan 375 EUR.
Art. 1342 De hier voren bepaalde regel is van toepassing ingeval een vordering, benevens de eis van het kapitaal, ook de eis omvat van interest die, samen met het kapitaal, meer dan 375 EUR bedraagt.
Art. 1343 Hij die een vordering heeft ingesteld die meer dan 375 EUR bedraagt, kan tot het bewijs door getuigen niet meer toegelaten worden, zelfs al verminderde hij zijn oorspronkelijke vordering.
Art. 1344 Zelfs indien de gevorderde som minder bedraagt dan 375 EUR, kan het bewijs door getuigen niet toegelaten worden, wanneer blijkt dat die som het overschot of een gedeelte is van een grotere schuldvordering die niet door geschrift bewezen is.
Stelregels
Uit deze bepalingen onthouden we dus goed dat :
1) bij een onderhandse wederkerige overeenkomst die de som van 375 € overschrijdt, er:
- verplicht een geschrift dient te worden opgemaakt en
- dat in dat geschrift dient vermeld te worden in hoeveel originele exemplaren het werd gemaakt als er partijen zijn met een onderscheiden belang.
2) voor bedragen boven de 375 € kan het bewijs dus enkel aan de hand van een geschrift geleverd worden. Getuigenbewijs is niet toegelaten.
3) Voor een eenzijdige rechtshandeling of belofte:
- Het geschrift geheel met de hand dient geschreven te zijn
- zoniet minstens de handtekening dient te bevatten én met de hand geschreven ‘goed voor’ en het bedrag met hand geschreven ‘voluit in letters’.
In onze Legal Concept Store vindt u voorbeeld van een dergelijk geschrift.
B. Het nieuwe bewijsrecht
De nieuwe relevante bepalingen zijn:
Artikel 8.9. § 1De rechtshandeling met betrekking tot een som of een waarde die gelijk is aan of hoger is dan 3.500,00 euro, moet door de partijen worden bewezen door een ondertekend geschrift. Dat bedrag kan worden aangepast bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad in het licht van de evolutie van de levenskosten of de sociale noden. Het bewijs boven of tegen een ondertekend geschrift kan enkel worden geleverd door een ander ondertekend geschrift, zelfs indien de som of de waarde dat bedrag niet te boven gaat. § 2 Bij een vordering in rechte is de waarde die in rekening moet worden genomen deze van de rechtshandeling die ten grondslag ligt aan de vordering. § 3Voor duurcontracten is de waarde die in rekening moet worden genomen, de totale waarde van de vergoedingen van de prestaties voor een maximale duur van één jaar. § 4Wanneer de waardering van het voorwerp van de handeling onmogelijk is, omdat de waarde niet bepaald of bepaalbaar is tijdens het ontstaan van de rechtshandeling, mag het bewijs geleverd worden met alle bewijsmiddelen.
Artikel 8.10. In afwijking van artikel 8.9 en onder voorbehoud van de uitzonderingen bepaald in de wet, kan het bewijs van een eenzijdige rechtshandeling met alle bewijsmiddelen worden geleverd. De datum van de eenzijdige rechtshandeling wordt geregeld door artikel 8.22. Het bewijs van een rechtshandeling houdende een eenzijdige verbintenis tot betalen waarbij een persoon zich tegenover een andere verbindt om hem een geldsom te betalen of hem een zekere hoeveelheid vervangbare zaken te leveren, is onderworpen aan artikel 8.21.
Artikel 8.21. Ongeacht de waarde van de rechtshandeling en zonder afbreuk te doen aan de uitzonderingen bepaald in de wet, levert de eenzijdige verbintenis om een geldsom te betalen of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken te leveren enkel een bewijs op indien zij de handtekening bevat van de persoon die zich verbindt, alsmede de vermelding, door hemzelf geschreven, van de som of van de hoeveelheid voluit in letters uitgedrukt. Iedere overeenkomst die afwijkt van deze regel is nietig.
Stelregels
1) Zowel een wederkerige overeenkomst als een eenzijdige rechtshandeling waarvan het bedrag gelijk of hoger is dan 3.500,00 €, dient er verplicht een geschrift te worden opgemaakt.
2) Bij de wederkerige overeenkomsten dient er verplicht in te staan in hoeveel originele exemplaren de overeenkomst werd opgemaakt als er partijen zijn met een onderscheiden belang.
3) De eenzijdige verbintenis dient ongeacht de waarde op straffe van nietigheid de handtekening te bevatten van de persoon die zich verbindt én de geschreven vermelding van de som of de hoeveelheid voluit in letters.
Thierry Decoster
Legal Assistant