Op 30 mei 2018 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde. (inwerkingtreding 09/06/2018)
De titel laat het niet uitschijnen maar deze wet houdt enkele niet onbelangrijke wijzigingen in van een aantal artikelen van het gerechtelijk wetboek.
Ziehier de meest in het oog springende wijzigingen:
- Artikel 590, eerste lid Ger.W. : De Vrederechter is thans bevoegd tot 5.000,00 € (voorheen 2.500,00 €) (Artikel 27 van de wet) – dit artikel treedt in voege op 01/09/2018
- Artikel 617, eerste lid Ger.W. : De Vrederechter en Politierechter doen uitspraak in eerste en laatste aanleg tot 2.000,00 € (voorheen 1.860 €) – dit artikel treedt in voeg op 01/09/2018
- Betaling van de rolrechten. Wanneer in een zaak waarin gedagvaard was de rolrechten niet uiterlijk de dag voor de zitting waren betaald bepaalde artikel 717 Ger.W. dat de dagvaarding van generlei waarde was (en volgens het standpunt van het Hof van Cassatie zelfs nietig). Artikel 717 Ger.W. werd thans gewijzigd in die zin dat als de rolrechten niet betaald zijn de rechtspleging ambtshalve wordt geschorst. (artikel 30 van de wet).
Mutatis mutandis werd ook de bepaling in hoger beroep desbetreffend aangepast. Ook op dat niveau wordt de rechtspleging geschorst (artikel 1060 Ger.W.) (artikel 44 van de wet) - De niet neerlegging via e-deposit: als je de conclusies niet via e-deposit neerlegt moeten ze ondertekend zijn door de partijen of hun raadsman. (artikel 743 Ger.W.) (art. 31 van de wet)
- De toezending van een afschrift van het vonnis door de griffie: vroeger was dat acht dagen thans is dat vijf dagen geworden (artikel 792 Ger.W.) (artikel 32 van de wet)
- De verbetering van het vonnis: herstelmogelijkheid door het gerecht zelve (dus ambtshalve) maar als men het verzoekt moet het op straffe van verval gebeuren binnen één jaar nadat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 794/1 Ger.W.) (artikelen 34 en 35 van de wet)
- Geen mogelijkheid tot hoger beroep meer wanneer het ‘beroep’ uitsluitend de uitlegging of verbetering van een betrokken beslissing inhoudt (artikel 797 Ger.W.) (artikel 37 van de wet)
- De nietigheid van een proceshandeling (artikel 861 Ger.W.) (artikel 40 van de wet): thans kan de rechter op kosten van diegene tegen wie de nietigheid wordt ingeroepen de termijn en de maatregelen bepalen die nodig zijn om de belangenschade te herstellen en zulks op straffe dat als die maatregelen niet binnen de door de rechter bepaalde termijn geschieden de nietigheid wordt verkregen.
- Termijn hoger beroep (artikel 1051 Ger.W.) (artikel 41 van de wet): wanneer het hoger beroep slechts tegen bepaalde partijen is gericht, beschikken die partijen over een nieuwe termijn van dezelfde duur om hoger beroep aan te tekenen tegen de andere partijen. Die nieuwe termijn begint te lopen vanaf de dag van de betekening of, naargelang het geval, de kennisgeving van de eerste akte van hoger beroep.
- Het intellen van incidenteel beroep (artikel 1054 Ger.W.) (artikel 43 van de wet): thans nog enkel mogelijk in de eerste conclusie na het hoofdberoep.